De arts-assistent

Ik keek naar de grond. Ik zag de vloerbedekking en het onderstel van de bureaustoel waar M op zat. Hij praatte tegen me. Ik zat met opgetrokken knieën en m’n haar voor m’n gezicht. Ik huilde.

‘Ik zou je zo graag vast willen houden. Maar dat mag niet. Een hulpverlener mag een patiënt niet aanraken.’ Ik bleef naar de grond staren. Hij zat vlakbij. Ik wilde zo graag dat iemand een arm om me heen sloeg; dat iemand me zou troosten. Maar ik voelde vooral angst. Zijn interesse in mij ging ver. In een eerder gesprek had hij gezegd dat hij het wel had geweten als hij 20 jaar jonger was geweest. Ik was 17, hij 42. Hij was psychiater in opleiding, ik zijn patiënt op de PAAZ waar hij werkte. Hij praatte verder. Het drong niet tot me door wat hij zei. Ik zag alleen het onderstel van zijn bureaustoel. En voelde de spanning in de kamer.